Een aantal mannen en vrouwen zat aan tafel in een gelegenheid dat het midden hield tussen een restaurant en een eetcafé. Al naar gelang de avond vorderde, vorderde ook het geluidsniveau van hun gesprekken. Zo werd duidelijk dat het een afdelingsuitje betrof van een orgaan waar een groot deel van de Nederlanders niet per definitie vol lof over praat. De hardwerkende medemens gun ik een fijn uitje als deze, alhoewel mij in dit geval toch ineens het feitje door het hoofd schoot dat ik in feite aan hun gezellige avondje meebetaalde.
In een groep heb je vaak iemand die het hoogste woord moet voeren. Als ik die persoon in dit gezelschap zou moeten typeren, zou ik het doen als een populair kwalleballetje met halflang haar.
“Lag ik net lekker weg te doezelen, vraagt mijn wijf ineens of het raam wel open staat!”, zei hij op luide toon. Hij vervolgde zijn verhaal met: “‘Als ik morgen met een slappe lul naast me lig, dan heb ik zuurstofgebrek gehad.’, antwoordde ik en draaide me gewoon om.”
Hij schaterde het vervolgens uit, blijkbaar enorm trots op zijn nogal denigrerende relaas. Er werd door deze en gene nog een beetje mee gegrinnikt, maar enorm van harte leek het niet te gaan.
“Nou, dan heeft jouw vrouw iedere nacht last van zuurstofgebrek.”, reageerde één van de vrouwelijke tafelgenoten uiterst gevat.
In tegenstelling tot hem, had zij de lachers volop op de hand. Hij keek haar echter niet begrijpend aan.